Elk jaar biedt het mooie tijdschrift LITERATUUR ZONDER LEEFTIJD (het enige tijdschrift óver jeugdliteratuur) haar lezers een themanummer over één schrijver aan. Vorig jaar was dat bijvoorbeeld Jacques Vriens. Dit jaar is er een aflevering over mijn werk.
Dat is extreem eervol. Zoveel mensen die zich over mijn boeken wilden buigen... Veel dank aan iedereen.
Want wat treft de lezer zoal aan?
Een mooie inleiding van Helma van Lierop-Debrauwer, waarin ze onder meer herinneringen ophaalt aan mijn eerste interview, in 1997 - dat was met háár!
Dan mijn tot nu toe recéntste interview: Thomas de Veen en ik spraken zeer, zeer uitgebreid, en dat mondde uit in vijftien pagina's stevige vragen en veel te lange antwoorden. Een goed interview helpt je om na te denken over waarom je doet wat je doet, het helpt je ook zélf om verder te komen, en dat gebeurde in bijzondere mate met dit gesprek.
Annette de Bruijn schreef een precies en ruim stuk over de muziek die al dan niet in mijn gedichten schuilt. Een heel terechte invalshoek: vanuit liedjes en liedteksten ben ik tot het schrijven van poëzie gekomen.
Michel De Dobbeleer richtte zich op mijn samenwerking met Floor de Goede in onze drie bundels met stripgedichten. Hij gaat op sterke wijze na wat we hebben geprobeerd te doen en vraagt zich af welke navolging er is.
Kyra Fastenau schreef in een prachtig overzicht van mijn drie Tycho-Oliverromans nu eens niet specifiek over de rol van de mensen in die trilogie, maar juist over de rol van de stad, het dorp en de natuur. Over het decor dus eigenlijk. Heel origineel!
Mijn ontdekker en eerste redacteur Jacques Dohmen schreef me een brief. Die is eerlijk, toont op een bepaalde manier ook een overzicht van al mijn werk, en is eigenlijk mede - voor mij heel roerend - een verdediging. Wat hij schreef leerde me weer nieuwe dingen - Jacques zal voor mij altijd, naast veel meer, ook een leermeester blijven.
Jaap Friso sprak met Roy Looman, de hoofdpersoon van mijn boek Het kankerkampioenschap voor junioren. Het werd, zoals vaak bij Roy, een gesprek waarvan je onder de indruk raakt. Omdat Roy is wie hij is: een indrukwekkende, vrolijke, oprechte jongen.
Vanessa Joosen licht zeer overtuigend de rol van sprookjeselementen in mijn toe, en dan vooral gericht op de teksten die ik bij de prenten van Isabelle Vandenabeele schreef, in bewerkingen van Roodkapje en Blauwbaard.
Zeer volledig en nauwkeurig is ook Jan Van Coillie. Hij stortte zich volledig in mijn vertaalwerk. Hij laat zien wat ik precies doe in mijn vertalingen van andermans werk. Dat is voor het allereerst, niemand zocht dit ooit zo uit! Wow!
Mijn meestervertaler naar het Duits, Rolf Erdorf (hij deed ál mijn vertalingen bij onze oosterburen), schrijft in een brief aan mij over hoe hij in 2003 begon met zijn eerste vertaling van een van mijn boeken en hoe dat tot aan nu doorgaat. Tot mijn geluk!
Mijn meestervertaler naar het Engels, David Colmer, schrijft over het vertalen van mijn gedichten. Een interessant inkijkje geeft dat - en David kan het weten, want hij werkte afgelopen jaar maar liefst aan drie van mijn bundels. Hij licht met name het vertalen van 'This varkentje' toe, want hoe moest hij dat half in het Engels geschreven gedichten in godsnaam omzetten? Spoiler: het is hem gelukt.
Kris Nauwelaerts had een enorme taak: hij sprak met me en schrijft dus over mijn werken met tekenaars. Behalve de eerder genoemde tekenaars gaat het dus ook om geweldenaars als Martijn van der Linden, Mattias De Leeuw, Marije Tolman, Fleur van der Weel, Philip Hopman, Carll Cneut, en de anderen - Kris zocht het allemaal uit!
Eén van hen, Alain Verster, schreef hieropvolgend een klein stukje over hoe het was toen hij zijn debuut maakte met ons boek De duif die niet kon duiken.
En dan zijn er drie van de jonge schrijvers die ik soms spreek in het kader van mijn ABCyourself-project, maar meestal over heel andere zaken, omdat de rollen allang zijn omgedraaid en zij vooral mij begeleiden. Iduna Paalman schreef een schitterend gedicht, en Roelof ten Napel en Pieter de Wit ontrafelen de samenwerking. Een mooiere afsluiting van dit themanummer had ik niet kunnen bedenken.
Ik mocht zelf ook nog wat niet-eerder gepubliceerd werk aanleveren, dus je treft ook voorproefjes van boeken aan die nog moeten verschijnen: Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt (met Martijn van der Linden) en Het bamboemeisje (met Mattias De Leeuw).
Ik wil de redactie van LITERATUUR ZONDER LEEFTIJD van harte bedanken voor deze edelmoedige aflevering van hun onvolprezen blad. Met name Toin Duijx, als onvermoeibaar verbindingsofficier: merci, merci.
Wie het blad wil bestellen: dat kan via het sturen van een mailtje aan:
IBBY-Nederland@planet.nl.
Een los deel kost 19,95, en dus is het nog veel voordeliger om gewoon maar lid te worden: 34,50 voor drie nummers per jaar!